vor Zeiten (o) (Zeit) | toen (o) (Zeit) |
vor Zeiten (o) (Zeit) | toentertijd (o) (Zeit) |
vor Zeiten (o) (Zeit) | destijds (o) (Zeit) |
vor Zeiten (o) (Zeit) | indertijd (o) (Zeit) |
vor Zeiten (o) (Zeit) | in die tijd (o) (Zeit) |
vor Zeiten (o) (Zeit) | toenmaals (o) (Zeit) |